петак, 23. март 2012.

  Men kan nooit precies weten welke oorlog de verschrikkelijkste of akeligste was . En niemand kan weten voor wie een oorlog (welke oorlog ook) het pijnlijkst was. De hoeveelheid van het lijden, de angst, de  pijn of de afschuw is niet te wegen. Toch kan men met behulp van de egodocumenten de afschrikwekkende ervaringen van Joden in de WO II proberen te begrijpen.
Etty Hillesum (Middelburg, 1914 – Auschwitz, Polen,1943)  kwam uit Joodse familie en ze heeft de WO II meegemaakt.  Door haar egodocumenten legde ze haar getuigenis, ervaringen, dilemma’s en opvattingen af. Haar verhouding  tot het leven en de mensheid is vrij positief en helder.
Etty, wás‘’echter geen ‘doorsneeburger’, maar een vrouw en een jodin die niet alleen behoorlijk in de knoop zat met betrekking tot haar persoonlijke liefdesleven, maar die tevens een scherp historisch inzicht had in de politieke werkelijkheid om haar heen’’; voor haar was de enige oplossing een bewustwordingproces dat tot een onvoorwaardelijke liefde leidde. En toch, ze die zo hoopvol was en die zoveel in de goedaardigheid van de mensen geloofde was degene die in Auschwitz vermoord werd.In haar leven speelden twee mannelijke figuren een grote rol vooral wat haar levensfilosofie betreft. De ene, ‘’Han Wegerif vertegenwoordigt het vaderlijke veiligheidaspect... en de andere, Julius Spier, was de oudere meester die immers zijn brilijante leerling van advies dient en inspireert’’. Het is zeker een van de factoren waarom haar verhouding tot de Duitsers anders was van die van Herzberg.  Omdat ze geen directe getuige van de afschuw van een concentratiekamp was was het voor haar makkelijker om andere gedachten te koesteren. In de periode toen ze met het schrijven begon kreeg ze  een baan als administratief medewerkster bij de Joodsche Raad en daarom kunnen we deze gebeurtenissen als een soort verzachtende omstandigheden beschouwen. Ze vroeg zich vaak af wat de zin van het ‘lijden’is. Waarschijnlijk  zouden haar  bechouwingen over het leven anders zijn indien ze van het prille begin in een concentratiekamp was en indien ze nooit zo’n inspiratief  liefdesleven had. Haar geestelijke goeroe, Julius, ‘’zegt dat de liefde tot alle mensen mooier is dan de liefde tot één mens’’. Om dat te bereiken probeerde ze God binnen zichzelf te zoeken. De ‘’Innerlijke  geconeentreedheid richt hoge muren om’’ haar ‘’heen op, waarin’’ ze ‘’zichzelf weer terugvindt’’, ze ‘’uit alle verstrooiingen weer bijeenraap tot een geheel en... er kunnen tijden komen waarin ... de muren om’’ ze ‘’heen kwamen te staan, waarbinnen ze niet kan vallen en zichzelf verliezen en te gronde gaan.’’ Op die manier troost ze zich en ze schept haar eigen lot van binnen uit. Deze filosofie geeft haar de kracht om te geloven dat iedere mens opzichzelf goed en schoon is.  Elke mens is dezelfde, ‘’maar hoe men zich innerlijk stelt tot de gebeurtenissen van het leven, dat bepaalt je lot. Dat is je leven’’. Naast deze, bijna solipsistische opmerking, gebruikte ze   psychologische behandelingen om Duitsers te verontschuldigen. Ze had een ‘’oprechte medelijden met een ongelukkige Gestapo – jongen’’ want in de menselijke aard ligt geen kwaad: ‘’...deze jongens zijn beklagenswaardig, zolang ze geen kwaad kunnen’’ en ze zijn geen misdadigers ‘’ Maar misdadig is alleen het systeem, dat deze kerels gebruikt.. en dat boven mensen uitgroeien en mensen in een satanistische greep houden, ontwerps als slachtoffers van dat systeem zoals grote gebouwen..., door de mensen met eigen handen gebouwd, op een gegeven moment boven ons uitrijzen, ons beheersen en over ons kunnen instorten en ons bedeelven’’



Нема коментара:

Постави коментар